Nieuwsoverzicht

Project Maandag Bol­len­streek biedt hoog­be­gaaf­de jongeren een passende leer­om­ge­ving

In plaats van hun reguliere lessen, kunnen (hoog)begaafde leerlingen van vo-scholen van Sa­men­wer­kings­ver­band V(S)O Duin- en Bol­len­streek elke maandag naar Project Maandag Bol­len­streek, dat is on­der­ge­bracht in het Rijnlands Lyceum in Sassenheim. Ze volgen hier een programma dat is toegesneden op jongeren met een bo­ven­ge­mid­del­de begaafdheid en worden hierbij ondersteund door twee coaches met expertise op dit gebied: Gosia Vliegen, docent beeldende vorming op het Rijnlands Lyceum Sassenheim en Anton van Uitert, docent natuurkunde op het Teylingen College Leeu­wen­horst in Noord­wij­ker­hout.

Het is bekend dat hoog­be­gaaf­de leerlingen op school niet altijd goed gedijen. Als het onderwijs onvoldoende aansluit bij hun mo­ge­lijk­he­den en behoeften, hebben ze te maken met specifieke problemen, zoals demotivatie, on­der­pres­te­ren en eenzaamheid. School­uit­val ligt op de loer.

Plusklassen

In het primair onderwijs zijn er al langer zogenoemde ‘bo­ven­school­se plusklassen’ waar hoog­be­gaaf­de leerlingen een deel van de week een specifiek aanbod krijgen. “Daar kun je Project Maandag mee vergelijken”, zegt Gosia. “Omdat de ervaringen van plusklassen vaak heel positief zijn, kwam de vraag om in onze regio een ver­ge­lijk­ba­re voorziening op te zetten voor het voortgezet onderwijs. Zo is het Sa­men­wer­kings­ver­band dit schooljaar gestart met de pilot Project Maandag Bol­len­streek. Er kunnen maximaal 15 hoog­be­gaaf­de leerlingen tegelijk bij het project terecht.”

Alle vo-scholen in de regio – van vmbo tot vwo –  kunnen ge­bruik­ma­ken van het project. De on­der­steu­nings­coördinator van de school meldt de leerling aan bij het sa­men­wer­kings­ver­band. Op dit moment nemen er elf leerlingen deel aan Project Maandag Bol­len­streek. Zij variëren sterk in leeftijd, want het project is voor leerlingen uit alle leerjaren; alleen leerlingen, die in het eind­exa­men­jaar zitten zijn uitgesloten van deelname.

foto: Coaches Gosia Vliegen (l) en  Anton van Uitert (r)


Project Maandag Bol­len­streek

  • De leerlingen zijn een vaste dag in de week van 9 uur tot 15 uur aanwezig
  • Er worden per schooljaar drie thema’s/projecten uitgevoerd (periodes van 8 tot 10 weken) waar de leerlingen op hun eigen manier mee aan de slag gaan, individueel en (deels) samen met anderen. Ze bedenken zelf in­vals­hoe­ken en on­der­zoeks­vra­gen. Dit schooljaar werken de leerlingen aan de volgende thema’s: ‘Leven op Mars’, ‘Een Escape Room bouwen’ en ‘Ideale school’
  • De twee coaches stellen de thema’s vast, richten een rijke leer­om­ge­ving in, met bij­voor­beeld met gast­spre­kers en excursies, on­der­steu­nen de leerlingen en voeren individuele gesprekken.
  • Elk thema wordt afgesloten met een presentatie aan ouders en geïnte­res­seer­den.
  • De nadruk ligt op ont­wik­ke­ling en niet op prestatie.

Je thuis voelen

Met inzet van Project Maandag Bol­len­streek is te voorkomen dat deze leerlingen afstromen naar een lager on­der­wijs­ni­veau of zelfs uitvallen, iets dat helaas maar al te vaak gebeurt, weet Anton. “Wij willen deze leerlingen een omgeving bieden waar ze zich thuis voelen. Dat is heel basaal voor hun ont­wik­ke­ling. Daarom zijn we sterk gericht op het gevoel van welzijn van de leerlingen. Dat zij in het reguliere onderwijs vaak on­der­pres­te­ren, komt niet doordat ze een gebrek aan inzicht hebben, maar vooral doordat ze zich niet thuis voelen op school en soms niet lekker in hun vel zitten. Bij hoog­be­gaaf­de leerlingen zijn de cijfers die zij halen vooral een indicatie voor hun gevoel van welzijn en niet zozeer voor hun inzicht. Beoordelen doen we hier – in te­gen­stel­ling tot regulier onderwijs – dan ook niet. Wel reflecteren de leerlingen aan het eind van een thema op hoe het is gegaan en hoe ze hebben ge­func­ti­o­neerd. Maar dat doen ze zelf en dat heeft niets met ‘beoordelen’ te maken.”

Zelflerend

Om te be­werk­stel­li­gen dat de jongeren zich thuis voelen en zich dus optimaal kunnen ontwikkelen, is er een omgeving ingericht die zoveel mogelijk te­ge­moet­komt aan hun specifieke behoeften. “Hoog­be­gaaf­de leerlingen hebben een sterke behoefte aan autonomie en zingeving en moeten hun cre­a­ti­vi­teit kwijt kunnen”, vertelt Gosia. “Daarom krijgen ze hier veel ruimte om te doen wat zij willen en in de projecten bezig te zijn met ac­ti­vi­tei­ten waar hun interesse naar uitgaat. Maar het is ook belangrijk dat ze cognitief worden geprikkeld, omdat dat hun motivatie versterkt.”

De leerlingen hebben dus veel vrijheid in wat ze doen. Dat is een wezenlijk verschil met onderwijs waar precies vaststaat wat je moet leren en waar het leren strak wordt gestuurd. “Voor deze leerlingen is het heel leerzaam dat ze zelf bepalen wat ze doen”, zegt Gosia. “Voor hun ont­wik­ke­ling maar ook voor hun zelfkennis. Er was bij­voor­beeld een leerling die een lei­ding­ge­ven­de rol wilde vervullen. Na een paar weken con­sta­teer­de hij: ik kan het wel, maar ik vind het niet fijn om te doen. Dat is ontzettend leerzaam: hij heeft èn ontdekt dat hij kan lei­ding­ge­ven, èn dat lei­ding­ge­ven niks voor hem is; althans in deze setting.”

Het is niet altijd eenvoudig om een goede balans te vinden tussen sturen en vrijheid geven, vult Anton aan. “Daarin zijn wij zelf ook nog wel zoekende. Maar ons streven is dat de groep zoveel mogelijk zelflerend is.”
Uit de enquête, die na de eerste the­ma­pe­ri­o­de bij de leerlingen is afgenomen, blijkt overigens dat de leerlingen die balans tussen vrijheid en sturing zelf weldegelijk ervaren. “Ze gaven aan dat ze het prettig vinden dat wij kapstokken aanreiken en dat ze genoeg vrijheid ervaren om creatief te zijn”, aldus Anton.

Vriendschap

Bepalend voor het welzijn en de ont­wik­ke­ling van deze leerlingen, is dat zij samen zijn met leef­tijds­ge­no­ten die ook hoogbegaafd zijn. Dat er andere jongeren zijn die net zo denken en leren als zij en die tegen dezelfde dingen aanlopen, geeft herkenning en erkenning, zegt Gosia. “Dat is heel belangrijk voor hun iden­ti­teits­ont­wik­ke­ling. Het ‘anders zijn’ is hier niet negatief; ze voelen zich ge­ac­cep­teerd. Dat gaven de jongeren ook aan in de enquête. Ze voelen zich prettig in de groep, vinden vriendschap belangrijk en hebben veel over zichzelf geleerd, ook door naar anderen te kijken en met anderen te praten.”

Aan gaan

Een aantal leerlingen geeft aan dat ze het nu beter volhouden op de eigen school. Sommigen halen nu zelfs betere cijfers dan voorheen, terwijl ze een dag in de week, wel liefst 20 procent, minder onderwijs volgen. “Dat laat zien dat het bij deze leerlingen niet gaat om on­der­wijs­tijd”, zegt Anton. “Het gaat erom dat ze ‘aan gaan’, gefocust zijn. Als deze jongeren ‘aan staan’, kunnen ze met minder on­der­wijs­tijd uitstekende prestaties leveren.”

Meer informatie over het project:

Neem contact op met Angele Meulen (adviseur van het Sa­men­wer­kings­ver­band)